Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


Zijbalk

dans

Dit is een oude revisie van het document!


Dans

De vroege middeleeuwen

Religieuze dans is moeilijk uit te bannen

In 476 viel het West- Romeinse Rijk. In de vierde en vijfde eeuw vond in Europa de Grote Volksverhuizing plaats. In deze chaotische tijd won de kerk aan invloed. De bisschop van Rome, beter bekend als de Paus, werd de leider van de kerk. In 496 bekeerde Clovis, de aanvoerder van de Franken, zich tot het christendom en met hem zijn drieduizend krijgers. Steeds meer heidenen namen het christelijke geloof over.

Dansen in de kerk

Eeuwenlang al hadden mensen hun goden geëerd in de dans. Nu talrijke arme boeren als christenen door het leven gingen, dansten ze om God te eren. Een rondedans of reidans in de kerk, tijdens het zingen van een psalm, was dus heel gewoon. Mannen, vrouwen en priesters dansten vaak gezamenlijk, soms eerbiedig en ingetogen, maar meestal met een razende levenslust.
In feite waren veel ‘heidense’ gebruiken in een christelijk jasje gestoken. Zo werd er met Allerheiligen en Allerzielen op het kerkhof gedanst, tijdens het kerstfeest danste men met lichtjes, met carnaval verkleedden mensen zich als dieren of als leden van de andere sekse. Deze feesten waren verkapte vormen van veel oudere Germaanse, Keltische en Gotische gebruiken.
In de loop der tijd echter begon de kerk deze dansen te verbieden. Kerkvader St. Augustinus was een van de eerste tegenstanders. De dansen werden als zondig beschouwd omdat ze de aandacht op het lichaam richtten, eigenlijk vooral op het verleidelijke lichaam van de vrouw, volgens veel geestelijken. Binnen het christendom was het lichaam slechts het aardse omhulsel van de ziel, die van goddelijke oorsprong was. Toegeven aan lichamelijke verleidingen zou de pure ziel besmetten en in de verdoemenis storten. Bovendien deden de extatische dansen veel te veel aan heidense gebruiken denken. Ook daarom moesten ze verdwijnen.
Maar uit de vele verboden die bisschoppen en andere hoge geestelijken uitvaardigden, kunnen we afleiden dat het dansen in de kerk moeilijk te stoppen was. Tot in de Late Middeleeuwen zijn decreten uitgevaardigd, waarin religieuze dans verboden werd.
Een manier om grip te krijgen op de danslust, was door dansen te ‘temmen’. Bijvoorbeeld door ze om te buigen in processies: plechtige optochten waarbij het beeld van een heilige werd rondgedragen. Er vonden processies in de kerk plaats, maar ook daarbuiten.

De Joculator of Spielmann

Hij trok van dorpsfeest naar hofpartij: de joculator, in Duitsland ook wel Spielmann genoemd. Deze rondreizende artiest was een echte allrounder. Hij zong en danste, maar kon ook acrobatische kunsten vertonen, toneelspelen en pantomime beoefenen. In zijn zogeheten ‘handdans’ maakte hij expressieve, verfijnde gebaren met zijn handen. Deze handdans kunnen we zien als een erfenis van de mime-dansen uit de culturen van de Oudheid.
Sommige joculatoren begonnen hun eigen liederen te componeren. Zij werden troubadours of minstrelen genoemd. In kastelen bezongen zij de hoofse liefde. Terwijl er ook nog joculators van het ene naar het andere dorp trokken om hun kunsten en fratsen te vertonen, vestigden veel troubadours zich aan de hoven. Ze werden voorname lieden.

De late middeleeuwen

De ontwikkeling van volksdans en hofdans

Het feodale stelsel of leenstelsel ontwikkelde zich in Europa. Er ontstond een drie-standenmaatschappij van adel, geestelijkheid en boeren. De kerk was nog altijd machtig. De adel werd steeds mondiger. De Late Middeleeuwen zijn een woelig tijdperk: er vonden Kruistochten plaats van de 11e tot 13e eeuw, de pest waarde rond in de 14e eeuw. Toch kwamen in deze periode de kunsten tot bloei. Er werden indrukwekkende kathedralen gebouwd. Sommige dansen in de kathedralen werden gedoogd. Bijvoorbeeld een ritueel balspel van priesters die daarbij dansten rond een labyrint. Door de kruistochten, die niet alleen een heilige oorlogen waren, maar ook expansiedrift, kwam Europa in aanraking met de hoogstaande Arabische cultuur. en daar werden producten, kennis en kunst van overgenomen. De adel begon de dans in te zetten om haar eigen voornaamheid en elegantie te benadrukken. Zo ontstond de hofdans.

Extatische doodsangst

In de 11e eeuw en daarna kwamen er zogenaamde dodendansen voor. Wanneer er iemand begraven werd, of op feestdagen, begonnen mensen soms als gekken te dansen. Vaak begon dat op het kerkhof. Het was niet ongebruikelijk om bij begrafenissen te dansen, maar dit was anders. De mensen voerden als in trance woeste reidansen uit op de graven van het kerkhof. Schuimbekkend maakten ze obscene gebaren en zongen ze. Daarna trokken ze naar de kerk, waar ze wat rustiger werden.
Memento mori: waarschijnlijk dreef een diepe angst voor de dood de mensen tot deze duistere dansextase. Het was een reële optie om na de dood eeuwig te moeten branden in de hel, een afschuwelijk vooruitzicht. Het lijkt erop dat de mensen hun grootste angst te lijf gingen, juist door de dood op te zoeken. Door in een rondedans te springen en te schokken op de graven gaven ze lucht aan hun angst en daagden ze de geesten van de doden uit, met hen te komen dansen.
De danse macabre (dodendans) werd een thema in de schilder- en dichtkunst. Vaak werden in schilderingen geraamten afgebeeld, dansend met treurig kijkende levenden van allerlei rangen en standen. De dood maakt immers geen onderscheid tussen de armen en de rijken.
Halverwege de 14e eeuw deed zich ook een ander verschijnsel voor. In het Rijndal brak de zogenaamde danswoede los. Een grote groep mensen trok, onophoudelijk springend en draaiend, van de ene naar de andere plaats. Overal waar de groep kwam werden mensen aangestoken door deze hysterie en voegden zij zich bij de groep, dansend tot zij uitgeput, soms met de dood als gevolg, ineen zonken. Deze niet te stuiten optocht, ook wel St.Vitusdans genoemd, duurde maanden voort. En het verschijnsel herhaalde zich in de daaropvolgende tijd, wel tot in de 17e eeuw. Er wordt wel gedacht dat de uitzichtloze situatie waarin veel mensen zich bevonden hen aanzette tot dit hysterische dansen. De meeste mensen waren heel arm, de pest en andere epidemieën waarden rond en er waren veel oorlogen. De wanhopige middeleeuwer zag geen uitweg meer en stortte zich in de dans.

Volksdansen en hofdansen

Net zoals mensen hun angst en wanhoop in dansen uitten, dansten ze ook van vreugde. Het volk danste vooral op de vele christelijke feestdagen. De adel begon ook banketten en bals te houden, die los stonden van de christelijke kalender.
In vele volksdansen huppelden en sprongen de jongens en meisjes samen, om elkaar na afloop te omhelzen of kussen. Aan het hof begon men op een meer ingetogen en rustige manier te dansen. In de 14e eeuw was het verschijnsel van de hoofse liefde ontstaan. Hierbij werd de vrouw vereerd als een lieftallige en mysterieuze schone.
Troubadours bezongen de onmogelijke liefde van ridders voor dames. In de dans uitte de hoofse liefde zich doordat de heer de dame schuchter bij de hand nam, om samen met haar op voorname wijze door de zaal te schrijden. Dit werd de basse danse (lage dans) genoemd. Hij heet zo omdat men in deze dans laag bij de grond bleef: springen of huppelen was uit den boze. De dansen van het volk, waarin wel werd gehopst, heetten dan ook dans haute (hoge dans).
In de eerste helft van de 15e eeuw werd de hofdans gedomineerd door de basse danse.
Met licht verende tred schreden de heer en dame door de zaal. In drietallen de zaal door kon ook, de man had dan aan elke hand een vrouwe. Statig rechtop voerde men enkele en dubbele passen uit, voorwaarts, maar ook zijwaarts en achterwaarts. De lange slepen aan de jurken van de dames, gleden hierbij elegant achter hen aan over de vloer. Op hun hoofd droegen de vrouwen puntige hoeden, waaraan vaak ook nog een sleep wapperde.

Feestelijke banketten

Ter ere van bruiloften en andere bijzondere gelegenheden werden aan de hoven grootse banketten aangericht. Tijdens deze banketten werd er, tussen de gangen door, veel gedanst en gezongen. Deze tussenspelen heetten intermezzi. De gasten en hovelingen dansten zelf, waarbij men zo spectaculair mogelijk verkleed ten tonele verscheen. Bekend is het bal van de vurige mannen dat in 1393 werd uitgevoerd aan het hof van Karel VI. Tijdens een banket dat werd gegeven ter ere van de bruiloft van een ridder met een jonkvrouw, hadden de koning en vijf hovelingen zich verkleed als harige wildemannen. Zo wilden ze hun gasten laten schrikken. De kostuums vatten echter vlam en de hovelingen verbrandden jammerlijk. Alleen de koning kon worden gered.
Een maskerade als deze werd een moresca of Morendans genoemd. Oorspronkelijk was de moresca een dans, waarin de overwinning van de Christenen op de Moren werd uitgebeeld. Hij werd gedanst in de 11e en 12e eeuw. In deze periode werd het Iberisch Schiereiland, dat in handen was van de Arabieren - Moren genoemd - terugveroverd door de katholieke bevolking van dit gebied. De Moren in de moresca waren donker geschminkte mannen, die zich hadden uitgedost als wildemannen of duivels. De overwinning van de Christenen op de Moren was een geliefd onderwerp voor de maskerades uit de Middeleeuwen en de Renaissance. Verhalen en heldendichten over deze strijd dienden ook later, in het hofballet van de 17e eeuw, als inspiratiebron.

Bronnen

Bovenstaande verhaal is overgenomen van een externe site. http://danstijd.slo.nl/-lrh1-/geschiedenis/middeleeuwen/In_de_Middeleeuwen.pdf/download

Etiquette

  • Een dame moet een revérence tegenover de heer maken, terwijl de heer een buiging tegenover de dame maakt alvorens een dans te beginnen.
  • Een heer hoort te dansen tijdens een bal, en dient zorg te dragen dat onder de dames geen 'muurbloempjes' ontstaan.
  • Het is onbeleefd om meer dan één keer met dezelfde partner te dansen. Twee keer kan als uitzondering voorkomen, maar is echt het maximum.
  • De eerste en de laatste dans dienen met de eigen partner te worden uitgevoerd.
  • Het dansen met een dame is een eer. Heren behoren haar er dus voor te bedanken, en ook tijdens de dans met de gezichtsuitdrukking aan te geven dat de dans als eer wordt gezien.
  • Een dame mag een heer niet woordelijk bedanken voor een dans, wel met een hoofdknik.
  • Een heer dient een dame ván en náár de dansvloer te begeleiden.
  • Een heer dient er zeker van te zijn dat een dame hem de eer gunt met haar te dansen. Hij moet haar om haar toestemming vragen.
  • Een dame mag een heer altijd een dans afwijzen, behalve wanneer zij hem die reeds beloofd heeft. Een dame mag echter een dansverzoek niet afslaan wanneer zij geen andere danspartner heeft.
  • Een dame mag een heer niet verzoeken tot een dans.
  • Men dient stil en stijlvol te dansen. Hossen en tegen andere paren aanstoten wordt gezien als belediging en bijzonder onbeschaafd.
  • Men dient beleefd te zijn en zelfcontrole ten toon te spreiden. Wilde gebaren en heupwiegen zijn absoluut onbeschaafd.
  • Wanneer een heer kennismaakt met een dame tijdens een bal geldt deze kennismaking voor zolang het bal duurt. De dame wordt daarna niet zonder toestemming van haar kant weer aangesproken en/of opgezocht. Zij kan deze toestemming laten merken door een hoofdknik en/of glimlach.
  • Reik een dame altijd uw rechterhand/-arm, niet de linker.
dans.1530818180.txt.gz · Laatst gewijzigd: 05/07/2018 21:16 door tetachan