Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


Zijbalk

voeding

Voeding

In Europa leefde men van wat er geproduceerd werd op de landbouw. Als een oogst mislukt was, kwam er gegarandeerd een hongersnood. Handel was bijna niet mogelijk, doordat men niet wist hoe je voedsel langer houdbaar moest houden. Specerijen, gedroogde kruiden, noten en bepaalde soorten wijn die lang houdbaar werden wel verhandeld.
Het eten van arm en rijk verschilde niet veel van elkaar. Ze aten beide eentonig voedsel: vooral graanpappen vis, eieren en vlees en liefst druipend van het vet. De hoeveelheid voedsel verschilde wel tussen arm en rijk. Rijken hadden meer voedsel en konden gemakkelijker hongersnoden voorkomen. Door kruistochten leert men ook ander voedsel kennen. Het belangrijkste van vroeger:

  • Brood - Brood was het belangrijkste voedingsmiddel en verschilde van stand tot stand. De elite at wittebrood oftewel tarwebrood, de boeren en ambachtslieden aten roggebrood en de armen aten haverbrij, dat was een mengsel van haver en water.
  • Groenten - Armen aten pastinaken en peulvruchten de rijken aten daarbij ook kool, radijzen, wortelen, knoflook, prei en uien en bladgroeten in de vorm van salade. De aardappel was al wel bekend maar werd toen nog niet gegeten.
  • Fruit - Fruit werd in alle standen bijna niet gegeten, men dacht dat teveel fruit ongezond was.

Vlees/vis/eieren - Vlees/vis/eieren waren meestal alleen weggelegd voor de rijken mensen. De armen aten alleen vlees met feesten. Bij de middelstanden was er vaker vis op tafel te zien dan vlees. Wat wel geregeld op tafel was bij de lagere standen was reuzel.

  • Kruiden - Specerijen waren duur. Kruiden die je zelf kon plukken waren ook voor het arme volk bereikbaar. Specerijen waren: kruidnagels, foelie, kaneel, saffraan, peper, gember, anijs en nootmuskaat. Kruiden waren: Basilicum, peterselie, salie, rozemarijn, en betonie. Suiker was steeds populairder, maar wel duur. Honing kon meestal worden gekocht bij de lokale kerk.
  • Dranken - Water werd alleen gedronken door de allerarmsten, dit was meestal erg bevuild. Wie het zich kon veroorloven had sterke drank. Iemand die veel dronk werd niet uitgemaakt als alcoholist, maar werd gezien als held. Men dronk wijn, ale, mede, bier en melk. Ook cider kwam voor. Men dacht dat wijn het lichaam voedde, gezondheid herstelde, vertering van het eten bevorderde, ideeën verhelderde, de luchtwegen zuiverde, melancholie genas en hielp bij het verwekken van nageslacht.

De maaltijden werden gemaakt door de vrouwen. Er werd gekookt boven de open haard, in een kookpot. In een dorp waren gemeenschappelijke ovens zodat men brood kon bakken. Rijken hadden een aparte open haard waar gekookt kon worden. Per dag had men 2 vaste maaltijden, het noenmaal en avondmaal. Pas later kreeg men een ontbijt erbij.
De tafelmanieren in het begin van de middeleeuwen waren beperkt. Men at gewoon met de hand. Pas later eind middeleeuwen begon men regels te stellen. Er kwamen meer hulpmiddelen bij zoals tafelkleden, vingerdoeken en een houten bord. In de 15e eeuw kwam pas echt tafelgerei zoals messen, vorken, borden en lepels.

Winter

Op 11 november (Sint Maarten) begon het slechte seizoen. Men was zuinig met voedsel, aangezien er maar weinig was. Rond Sint Maarten werd het slachtvee geslacht. De armen verkochten de helft, om weer een jong beest te kunnen kopen, en de andere helft gebruikten ze zelf. Het eten dat er nog was, werd geprepareerd voor het lange winterseizoen. Groenten werden gepekeld, fruit werd op jenever gezet en andere zaken onder reuzel, gelei of paraffine weggestopt. Iedereen hielp elkaar daarbij. De worsten werden gemaakt, de hammen in het rookkanaal gehangen. Allemaal methoden om voedsel langer te bewaren. Wecken en inblikken kende men nog niet, en koelkasten zeker niet.
Het behoud van voedsel was best moeilijk. Je moest je eten heel schoon behandelen.

Mensen aten vaak veel te veel in de midwinter tussen 21 december (kortste dag) en 6 januari (Driekoningen). Ze deden dat om bij te tanken, aangezien er tot Pasen geen vers eten meer was.

In de lange periode tussen Sint Maarten en Pasen moest men dus zeer zuinig doen. Om er enigszins een mouw aan te passen, stond een aantal feesten centraal. Bijvoorbeeld Kerst. De armen mochten in die periode ook legaal stropen. Er werd veel wild gegeten. Verder at men wat er nog goed was eind december. Rode kool, spruitjes, gedroogde appeltjes, meelproducten als oliebollen en pannenkoeken. De kerstdis in de Middeleeuwen was dus samengesteld uit wild en seizoensgroenten. Verder waren er vastenperiodes, advent en de 40 dagen van carnaval tot pasen. Voor hele arme mensen werd door de kerk voedsel uitgedeeld.

Bron: Kerstdis uit de Middeleeuwen

voeding.txt · Laatst gewijzigd: 05/07/2018 21:46 door tetachan