De zon was heerlijk en warm, de kindertjes sloom en de lucht bezwangerd met de lucht van versgebakken koekjes. Ja, bezwangerd. Dat was hoe Rhiakath het geleerd had op Ypsilon. Zodra er lekkere koekjes in het spel waren, mocht je spreken over een bezwangerde lucht en juist op dit moment rook hij de bezwangerde geur van koekjes.
Al was hij er niet helemaal zeker van of je ook van een zwangere geur zou kunnen spreken.
Dat alles maakte ook niet uit, toen hij loom overeind kwam en een jongen over de binnenplaats zag sluipen. Hij had een zak in zijn armen en die rook alsof het overheerlijke, versgebakken en bezwangerde koekjes bevatte. Rhiakath lustte wel dat soort koekjes, zeker als het warm was.
Gelukkig voor hem duurde het niet lang voor er leerlingen begonnen te gillen om koekjes. Rood en blauw, vechtend om een koek. En zoals het spreekwoord zei, ging de wolf er ras mee heen. Hij zag namelijk een overheerlijk koekje liggen en spreukte die razendsnel naar zijn mond toe.
Hij nam een hap en genoot van de volle smaak die het koekje had. Het was wel bijna een bezwangerde smaak, al had Rhiakath niet heel veel verstand van zwangere koekjes. Het scheen dat die groter waren en in dat geval was het dus een voordeel. Hoe groter de koek, hoe beter het leven.
En het leven was goed, want met een beetje geluk zou hij naar een vechtpartij kunnen kijken tussen rood en blauw. Ja, dat was handig. De leerlingen hadden al netjes een verschillende kleur, zodat het voor de toeschouwers eenvoudiger was om ze uit elkaar te houden.
Toekijken hoe twee leerlingen elkaar afslachtten om een koekje was natuurlijk niets voor een leraar. Het hoorde niet en bovendien was het moreel laakbaar.
Maar bezwangerde koekjes maakten veel goed.