Het ontging Ehriondah volledig dat de ander haar "Van Uncha" noemde. Ze keek omhoog en weer naar beneden naar het meisje. Er moesten te veel dingen tegelijk gebeuren en deze man moest hier blijven.
Al pratende probeerde ze snel na te denken. "Ik weet te weinig van geneeskundige magie om zoiets te doen. Ik kan haar wel optillen, wellicht ook verplaatsen maar aangezien het over haar rug gaat weet ik niet of ik haar zo stabiel kan houden.... Ik kan wel naar boven vliegen...hulp halen...kijken of er nog iemand binnen is...er zou brand kunnen zijn..."
Ze moest haar gemakkelijk kunnen tillen en stilhouden, ze was nota bene wilsmagister.
Toch was ze eigenlijk te onzeker, ze had het al zo'n zeven jaar niet meer echt bijgehouden en magie was sowieso een beetje een heikel puntje sinds haar hoofd door de spreekwoordelijke gehaktmolen was gehaald.
Ehriondah kneep haar ogen samen en fronste heel oncharmant voor een moment alsof ze werelds meest ingewikkelde formules probeerde te kraken.
"Ik vlieg naar boven. Kijk wie daar is en haal hulp. Ik kom zo terug, misschien kan dit haar warm houden?"
En met dat ze het zei gooide ze haar mantel af, waarmee ze toch niet kon vliegen en vloog omhoog naar het openstaande raam.
Ze sloeg een mouw voor haar mond maar kon toch niet voorkomen dat ze moest hoesten toen ze door het open venster de kamer in stapte. De kamer zag blauw van de rook in het midden lag een phaosfee. Eerst een golf van opluchting, er leek geen brand te zijn.
[1]Ehriondah knielde bij hem neer en controleerde of hij nog leefde, het was de docent telepathie. Neruth heette hij; een man die ze niet kende, maar die haar niet heel aardig toescheen. Ach, dat mocht niet uitmaken voor het feit dat ze hem nu moest gaan redden, want hij leefde nog wel, maar wilde hij niet stikken in de rook dan moest hij hier zo snel mogelijk weg.
Met een moeilijke blik begon ze hem dan toch maar op te tillen met wilsmagie. Hij leek niks te hebben met zijn rug dus daar waagde ze het maar op. Het viel haar ongelofelijk tegen hoe haar dat nog lukte en soms slepend, soms tillend en tegelijkertijd kuchend kwam ze met de man het kantoor uit, waarvan ze maar aannam dat het de zijne was. Op de gang trilde ze even van inspanning terwijl ze de man zo neer zette dat hij met zijn rug tegen de muur kon steunen.
Ze draaide zich om, en zag in de gang een enigszins verbouwereerde leerling staan
[2] die ze opdroeg: "Jij! Haal de schoolarts. Zo snel als je kunt! Nu!" Zelf liep ze het lokaal weer in, waar de rook nu snel minder werd en leunde uit het raam tot ze de landelf en het meisje zag, die er vanuit dit perspectief maar vreemd bij lag. Het gaf haar de rillingen. Ze hoopte niet dat in haar tijd als waarnemend schoolhoofd een leerling zou overlijden, hier had ze zich niet voor aangemeld...
Ze riep naar beneden: "Hulp komt er aan." Waarna ze weer de bewusteloze leraar opzocht en bij hem neergeknield wachtte tot de arts zou komen. Wat had hij er mee te maken? Was dit een ongeluk? Ze hoopte het maar, anders mocht deze phaosfee hopen dat hij niet snel zijn bewustzijn zou hervinden.