Dyharm stond net op het punt om zijn haren uit zijn hoofd te trekken, iets dat hij waarschijnlijk al gedaan zou hebben als die vermaledijde baret niet op zijn hoofd stond.
Verstoord keek hij op naar de deur die openzwaaide. Ryxini stond in de deuropening en hoe vriendelijk de vraag ook bedoeld was, Dyharm voelde de ondertoon overduidelijk. Hij zou het mikpunt van spot worden als hij niet met een heel goed verhaal zou komen.
“Haaaa hallo Ryxini,” begroette hij het meisje zo vrolijk als hij kon, “het gaat eigenlijk prima. Ik ben juist middenin wat ,-urm-, Svitiense meditatie oefeningen. Drommels interessant als je het mij vraagt.”
“Woehaaaaaa,” brulde hij terwijl hij zijn kamer rond paradeerde waarbij hij elegant van twee benen op de andere twee hupte, “woehaaaaaaaa!”
“Weet je Ryxini,” vervolgde hij, “dit helpt bijzonder wel met het formuleren van de moeilijkere zinnen in een boek zoals het mijne.”
Dyharm probeerde zich goed te houden maar toen hij Ryxini nogmaals aankeek
[1] zakte de moed in zijn hoeven.
“Ach wie hou ik voor de gek, het gaat helemaal niet. En weet je Svitiense meditatie bestaat volgens mij helemaal niet.”
Hij zette de baret, die door het gehuppel scheef op zijn hoofd was komen te staan, weer recht en bereidde zich voor op een smadelijke lachbui van zijn huisgenote.