Ga niet dood
Door de klap van de giek was Bertus buiten bewustzijn voordat hij het water raakte. Of niet? De blauwe golven boven zijn hoofd vervormden zich in gezichten uit zijn verleden, terwijl het water pijnlijk in zijn longen doordrong. Hij bewoog niet, zonk langzaam naar beneden en zijn starre ogen staarden naar zijn ouders.
Zijn moeder klampte zich vast aan de revers van vaders jas en drukte haar lippen op de zijnen. De tranen biggelde over haar wangen. "De zee is ruw en te veel schepen keerden niet terug. Pas goed opjezelf. Ga niet dood mijn lief." Zijn vader beantwoordde haar kus, knielde daarna neer voor Bertje en streek hem over zijn hoofd. "Wij zijn de mannen Zonderland. Dat betekent dat op het water wij niet de dood vinden. Wij beantwoorden de roep van de zee, want het zeewater zit ons in het bloed." Bertje knikte, terwijl Bertus de bodem van het water bereikte.
Blijf hier
Het zonlicht speelde met het water en veranderde het schouwspel. Het was prachtig. Bertus keek nu naar zijn geliefde Remi en het zoute water op zijn gezicht was van mannelijke tranen. "Jij hoeft niet te vluchten voor wie je bent, lieve Remi. Je kunt veranderen in een zeedier. Wat dan nog. Dat verandert absoluut niets aan wat ik voor je voel." Hij greep haar handen vast. De prachtige Selkie genaamd Remi draaide haar hoofd af, maar hij legde zijn vinger onder haar kin en keek haar in de ogen aan. "Jij bent de mijne, als je dat wilt. En daar zal niets aan veranderen." Ze keek hem dolgelukkig aan. Het sparkelende licht in haar ogen was het mooiste wat Bertus ooit had gezien.
Kom terug
Iets sprong door haar gezicht heen, een zachte plons was te horen en rimpels vormden steeds grotere kringen. Een donkere gedaante kwam op hem af.
Hij rende door de haven zo snel als zijn voeten hem konden dragen. Hij trapte een stapel kratten vis om, zodat zijn achtervolgers vloekend uitgleden over de schollen en andere platvissen. Ze brulden hem na, maar Bertus stopte niet. Als de wacht hem te pakken had, zou het uit zijn. Hij wist niet hoe ze erachter waren gekomen dat hij de smokkelaars had geholpen, maar hij wist wel wat er gebeurde met dergelijke mensen. Als je geluk had werd je gebrandmerkt en verbannen. Als je pech had eindigde je aan de strop. Bertus moest een schip zien te bereiken en uitvaren. Dan was hij veilig.
Maar iets kwam van opzij en greep hem vast. Bertus stribbelde tegen, maar het was te laat. Handen van de donkere gedaante trokken hem mee naar het licht.
Hij hapte naar adem, en proestte het water uit zijn longen. Het brandde, maar elke teug lucht was een enorme opluchting. Bertus lag op zijn rug op de grond, nog niet in staat om zich te bewegen. Hij kinpperde met zijn ogen en langzaam werd het gezicht van een vrouw zichtbaar. Voor een honderdste van een seconde dacht hij dat Remi terug gekomen was, maar het was een andere vrouw. Een prachtige jonge vrouw, moest hij gelijk opmerken. Haar stem was zacht en zoet en ze keek hem aan met een blik alsof hij het belangrijkste op de aarde was. Er druppelde water uit haar haar, waardoor Bertus begreep dat zij hem gered had. "Jij. Heb jij me gered? Het water.." Hij kuchte. "Ik ben Ber.. Ik ben je eeuwig dankbaar."