Hoofdstuk:

Vers:

Alesdret (Uitvloeisels)

De bergen Pallidi

Voor het eerst in de geschiedenis gebruiken de Isthetet magie. Maar aangezien ze dit nog nooit eerder hebben gebruikt, overschatten ze hun kunnen, met als gevolg dat een volledig volk uitsterft.
Uit de restanten van de Dysthes vormen de Trollen een nieuw ras om voor hen als soldaten te dienen: de Gorgonen. Maar zij gaan onmiddellijk een verdrag met de Centaurs aan, en keren zich tegen hun makers.

1. Zeventien malen stierf en herrees de maan over de strijd van de Dysthes. Sterk en krachtig waren zij, groot van gestalte maar groter van stem. 2. Waar zij streden donderde het, en wanneer zij optrokken beefde de aarde van hun kreten. Over hen waakte Mespotan, en zijn kracht was vreselijk.
3. Zeventien malen stierf en herrees de maan over de strijd van de Centaurs. Zij waren met velen, want hun leven was voorspoedig, en weinig waren hun beproevingen. Ikatur waakte over zijn volk, en zijn wijsheid was groot. 4. Maar zij raakten verzwakt in de Tijd van IJs, want met het leven in hardheid waren zij niet vertrouwd. En de Dysthes hadden over hen de overhand.

5. Toen baden zij tot Ikatur, en Ikatur hoorde en schonk hen wijsheid. Onder hen stak een geest op van helderheid. 6. Lang spraken zij, en hun plan was groots. En het was toen dat zij overdachten voor de eerste maal de wegen van de magie, en zij bouwden.
7. Dit nu is de ware ontluiking der magie, en dit zijn haar gevolgen:
8. In één nacht namen zij de magie en wierpen haar over de steden der Dysthes. In één nacht stierven de Dysthes, mannen, vrouwen en kinderen, in vuur en vlammen aan de ziedende waanzin van magiërs. 9. Maar zij sloegen geen acht op de binding der magie, en zij was vrij en wild.

10. En zij wierp zich op zodat zij torende boven alles en het licht verduisterde. 11. Stromen van aarde voerde zij mee, gesteenten en gruis stortte zij uit over de Dysthes en de Centaurs gezamelijk, zodat zij als broeders begraven lagen in het rijk van Hattel. 12. En ziet, zo vormde zich het gebergte Pallidi.

13. En uit de magie kronkelden slangen die de bergen bedekten en in de holen vluchtten. 14. Doch ziet, eenieder die poogde te naderen, zij versperden zijn pad.

15. Tot in de verste uithoeken zochten de Isthetet, maar geen der Dysthes vonden zij. En zij treurden met grote droefenis over het heengaan van het volk van Mespotan.
16. Toen beleden de Centaurs hun schuld voor Amina, en zij was de Isthetet genadig zodat het warm en licht werd. 17. Ja haar genade gaf zij rijkelijk, want ziet, de sneeuw ging heen en het wild keerde weder. 18. Hierom dankten haar de Isthetet, want zij vonden voldoende om hun volkeren te voorzien, rijker dan ooit tevoren was de oogst.

19. Twee jaren gingen heen. Zij vonden rust, tot de aarde beefde. 20. Geweldig beefde zij, zodat eenieder zich ter aarde wierp in angst. En uit het gebergte Pallidi kwamen de slangen en zij vluchtten. 21. Uit de diepten van Amina stonden gestalten op, vreselijk van aanzien. Geen haar was op hun lichaam, zij waren overdekt met slangen. En het volk van Hattel kwam hen na. 22. Want in de diepten had het volk van Hattel de magie genomen, en zich een volk gekneed om hen te dienen. Dysthes waren zij geweest, doch zij waren het niet meer.

23. Nu stonden de Centaurs ten andermale op, en zij ontnamen het slangenvolk zijn wapens. "De wegen van Amina zijn wijs en ondoorgrondelijk," spraken zij tegen dezen, de slangen, "laat ons de wapenen afleggen." En hiermee stemden dezen in.
24. Doch deze vrede vertoornde de Trollen van Hattel en zij namen de wapenen op. 25. Hierom wendde het slangenvolk zich tot hen en joeg hen na tot diep in de zalen van Amina. 26. En de Isthetet vloekten het volk van Hattel, zodat zij zich diep in hun holen verscholen en deze niet verlieten. Maar het slangenvolk namen zij op als broeders, en zij prezen Amina om hare wijsheid.